Onderdeel afdrukken
10
Een slag voorbereiden en een slag doen; Advies en hulp; Caddies
Doel van de Regel: Regel 10 beschrijft het voorbereiden en het doen van een slag, met inbegrip van advies en andere hulp die de speler van anderen (waaronder zijn caddie) kan krijgen. Het onderliggende principe is dat golf een spel van behendigheid en persoonlijke uitdaging is.
10
Een slag voorbereiden en een slag doen; Advies en hulp; Caddies
10.1

Een slag doen

Doel van de Regel: Regel 10.1 beschrijft hoe een slag moet worden gedaan en handelingen die daarbij verboden zijn. Een slag wordt gedaan door met de kop van de club naar een bal te slaan. De wezenlijke uitdaging is om de gehele club te sturen en te beheersen door vrijuit een swing te maken zonder de club te verankeren.
10.1a

De bal correct slaan

Bij het doen van een slag:
  • De speler moet met enig deel van de kop van de club correct naar de bal slaan, zodanig dat er maar kort contact is tussen de club en de bal en de speler mag de bal niet duwen, schrapen of lepelen.
  • Als de club van de speler de bal per ongeluk meer dan één keer raakt, telt dat maar als één slag en volgt er geen straf.
10.1b

De club verankeren

Bij het doen van een slag mag de speler de club niet verankeren:
  • niet direct, door de club of een hand waarmee de club wordt vastgehouden tegen enig deel van het lichaam te houden (maar de speler mag wel de club of een hand waarmee de club wordt vastgehouden tegen een hand of onderarm houden); en
  • niet indirect, door gebruik te maken van een “ankerpunt”, waarbij de speler een onderarm tegen enig deel van zijn lichaam houdt om zo met de hand waarmee de club wordt vastgehouden een stabiel draaipunt te vormen voor het bewegen van de club met de andere hand.
Als zijn club, onderarm of hand waarmee hij de club vasthoudt het lichaam of de kleding van de speler slechts raakt tijdens de slag, zonder tegen het lichaam gehouden te zijn, wordt deze Regel niet overtreden. In deze Regel betekent “onderarm” het deel van de arm onder de elleboog tot en met de pols. Zie Regels 25.3b en 25.4h (aanpassing van Regel 10.1b voor spelers die een ledemaat missen en spelers die een mobiliteitshulpmiddel gebruiken).
10.1c

Een slag doen terwijl de speler schrijlings over of op de speellijn staat

De speler mag geen slag doen met een stand waarbij zijn voeten opzettelijk geplaatst worden aan weerszijden van de speellijn of het verlengde daarvan achter de bal, of waarbij een of beide voeten opzettelijk die lijn raken. Uitsluitend in deze Regel omvat de speellijn niet ook een redelijke ruimte aan beide zijden. Uitzondering – Er volgt geen straf als de stand niet opzettelijk is ingenomen of zo is ingenomen om de speellijn van een andere speler te vermijden. Zie Regel 25.4i (voor spelers die een mobiliteitshulpmiddel gebruiken wordt onder stand in Regel 10.1c ook begrepen een stand die is ingenomen met enig deel van een mobiliteitshulpmiddel).
10.1d

Bewegende bal spelen

Een speler mag geen slag doen naar een bewegende bal:
  • Een bal in het spel “beweegt” wanneer hij niet stilligt op een plek.
  • Als een bal die tot stilstand is gekomen gaat wiebelen (ook wel oscilleren genoemd) maar op zijn oorspronkelijke plek blijft liggen of daarnaar terugkeert, wordt hij geacht stil te liggen en is geen sprake van een bewegende bal.
Maar er zijn drie uitzonderingen waarbij er geen straf volgt: Uitzondering 1 – De bal begint pas te bewegen nadat de speler de backswing voor de slag is begonnen: Wanneer in deze situatie een slag naar een bewegende bal wordt gedaan is Regel 9.1b van toepassing en niet deze Regel. Uitzondering 2 – De bal valt van de tee: Wanneer een slag wordt gedaan naar een bal die van de tee valt is Regel 6.2b(5) van toepassing en niet deze Regel. Uitzondering 3 – De bal beweegt in water: Wanneer een bal beweegt in tijdelijk water of in water in een hindernis mag de speler:
  • een slag doen naar de bewegende bal zonder straf; of
  • de situatie ontwijken volgens Regels 16.1 of 17 en de bewegende bal opnemen.
In beide gevallen mag de speler het spel niet onnodig ophouden (zie Regel 5.6a) door te wachten tot de wind of stroming de bal naar een betere plaats beweegt. Straf voor het doen van een slag in overtreding van Regel 10.1: algemene straf. Bij strokeplay telt de slag waarmee deze Regel wordt overtreden én de speler krijgt twee strafslagen.
10.2

Advies en andere hulp

Doel van de Regel: Het bepalen van de strategie en tactiek voor het spel is een wezenlijke uitdaging voor de speler. Daarom gelden er beperkingen voor het advies en andere hulp die de speler mag krijgen tijdens de ronde.
10.2a

Advies

Tijdens een ronde mag de speler niet:
  • advies geven aan andere spelers die op de baan de wedstrijd aan het spelen zijn.
  • advies vragen aan iemand anders dan zijn caddie; of
  • de uitrusting van een andere speler aanraken om informatie te verkrijgen die zou kunnen worden aangemerkt als advies als die informatie door de andere speler zou zijn gegeven of aan hem zou zijn gevraagd (zoals de clubs of tas van de andere speler aanraken om te zien welke club wordt gebruikt).
Dit geldt niet vóór een ronde, wanneer het spel is gestaakt volgens Regel 5.7a of tussen rondes van een wedstrijd. Straf voor overtreding van Regel 10.2a: algemene straf. Bij zowel matchplay als strokeplay wordt de straf als volgt toegepast:
  • Speler vraagt of geeft advies wanneer een of beide spelers een hole spelen. De speler krijgt de algemene straf op de hole die wordt gespeeld of zojuist is uitgespeeld.
  • Speler vraagt of geeft advies wanneer beide spelers zich tussen twee holes bevinden. De speler krijgt de algemene straf op de volgende hole.
Zie Regels 22, 23 en 24 (bij spelvormen met partners mag een speler advies geven aan zijn partner of de caddie van zijn partner en mag hij advies vragen aan zijn partner of de caddie van zijn partner).
10.2b

Andere hulp

(1) Hulp krijgen van de caddie met de speellijn of andere informatie over richting.  Wanneer zijn caddie de speler helpt met de speellijn of met andere informatie over richting, gelden de volgende beperkingen voor de caddie:
  • De caddie mag bij het geven van dergelijke hulp geen voorwerp plaatsen (en de speler kan de straf niet ontlopen door het voorwerp te verwijderen voordat de slag wordt gedaan).
  • Tijdens de slag mag de caddie niet:
    • op een plek gaan staan waar de speler naartoe kan spelen; of
    • op een andere manier dergelijke hulp geven (zoals een punt op de grond aanwijzen).
  • Wanneer dat niet is toegestaan volgens Regel 10.2b(4), mag de caddie niet in het “beperkte gebied” staan.
Maar deze Regel verbiedt het de caddie niet om dicht bij de hole te staan om de vlaggenstok te bewaken. (2) Hulp krijgen van iemand anders dan de caddie met de speellijn of andere informatie over richting. De speler mag geen hulp krijgen met de speellijn of andere informatie over de richting van enige andere persoon dan van zijn caddie, behalve in de volgende gevallen:
  • Die persoon mag helpen door het geven van openbare informatie over een object (zoals het aanwijzen van een boom die het midden van een niet zichtbare fairway aangeeft).
  • Tenzij de bal van de speler op de green ligt, mag die persoon in een positie gaan staan waar de speler naartoe kan spelen, maar hij moet wegstappen voordat de slag wordt gedaan.
Maar deze Regel verbiedt het niemand om dicht bij de hole te staan om de vlaggenstok te bewaken.
(3) Geen voorwerp neerleggen om te helpen bij het oplijnen, het innemen van de stand of de swing. Een speler mag geen voorwerp neerleggen om hem te helpen bij het oplijnen of het innemen van zijn stand voor de voorgenomen slag (zoals het neerleggen van een club op de grond om aan te geven waar de speler zijn voeten moet plaatsen). “Een voorwerp neerleggen” betekent dat het voorwerp de grond raakt en de speler het niet aanraakt. Als de speler deze Regel overtreedt, kan hij de straf niet ontlopen door het voorwerp te verwijderen voordat de slag is gedaan. Deze Regel is ook van toepassing op een handeling met hetzelfde doel, zoals het door de speler markeren van een punt in zand of dauw om hem te helpen bij zijn swing. Deze Regel is niet van toepassing op een balmarker als die wordt gebruikt om de plek van een bal te markeren of op de bal wanneer deze is geplaatst. Maar als een balmarker voldoet aan de definitie in de Regels voor uitrusting van “hulpmiddel bij het oplijnen” is Regel 4.3 van toepassing. Zie Regel 25.2c (aanpassing van Regel 10.2b(3) voor spelers die blind zijn). (4) Beperkt gebied voor caddie voordat de speler een slag doet. Vanaf het moment dat een speler begint met het innemen van zijn stand voor een slag (wat betekent dat hij ten minste één voet in positie heeft voor die stand) en totdat de slag is gedaan, zijn er voor zijn caddie beperkingen aan het wanneer en waarom hij opzettelijk op of dicht bij een verlenging van de speellijn achter de bal (“het beperkte gebied” genoemd) mag staan:
  • Oplijnen. De caddie mag niet in het beperkte gebied staan om de speler te helpen bij het oplijnen. Deze hulp omvat ook het wegstappen van de caddie zonder iets te zeggen, om zo aan te geven dat de speler correct is opgelijnd. Maar er volgt geen straf als de speler weg stapt voordat hij zijn slag doet en zijn caddie weggaat uit het beperkte gebied voordat de speler opnieuw begint met het innemen van zijn stand voor de slag.
  • Andere hulp dan oplijnen. Als de caddie specifiek helpt bij iets anders dan oplijnen (zoals het controleren of de club van de speler een boom raakt in de backswing), dan mag de caddie in het beperkte gebied staan, maar alleen als de caddie weggaat voordat de slag wordt gedaan én de manier waarop de caddie zich positioneert geen onderdeel is van een normale routine.
Er volgt geen straf als de caddie per ongeluk in het beperkte gebied staat. Deze Regel verbiedt het een andere persoon dan de caddie van de speler niet om in het beperkte gebied te staan om hem te helpen bij het volgen van zijn balvlucht. Zie Regels 22, 23 en 24 (bij spelvormen met partners en adviseurs gelden voor de partner van de speler en zijn caddie en iedere adviseur dezelfde beperkingen). Zie Regel 25.2d (aanpassing van Regel 10.2b(4) voor spelers die blind zijn). (5) Fysieke hulp, wegnemen van afleiding en bescherming tegen weersinvloeden. Een speler mag geen slag doen:
  • terwijl hij fysieke hulp van zijn caddie of enige andere persoon krijgt; of
  • terwijl zijn caddie of enige andere persoon of voorwerp opzettelijk is opgesteld om:
    • afleiding weg te nemen; of
    • bescherming te geven tegen zonlicht, regen, wind of andere weersinvloeden.
Deze Regel verbiedt het de speler niet om:
  • zichzelf te beschermen tegen weersinvloeden tijdens het doen van een slag, door bijvoorbeeld beschermende kleding te dragen of een paraplu boven zijn hoofd te houden; of
  • aan enige andere persoon, die niet opzettelijk door de speler in een positie was geplaatst, te vragen te blijven staan of juist opzij te gaan (bijvoorbeeld wanneer een toeschouwer een schaduw over de bal van de speler werpt). 
Straf voor overtreding van Regel 10.2b: algemene straf.
10.3

Caddies

Doel van de Regel: De speler mag een caddie hebben om zijn clubs te dragen en om advies te geven en andere vormen van hulp te geven tijdens de ronde, maar er gelden beperkingen voor wat de caddie mag doen. Tijdens de ronde is de speler verantwoordelijk voor de handelingen van de caddie en de speler krijgt straf als de caddie de Regels overtreedt.
10.3a

Caddie mag de speler helpen tijdens de ronde

(1) Speler mag maar één caddie tegelijkertijd hebben. Een speler mag een caddie hebben om zijn clubs te dragen, te vervoeren en te hanteren, om hem advies te geven en hem op andere toegestane manieren hulp te geven tijdens een ronde, maar met de volgende beperkingen:
  • De speler mag niet meer dan één caddie tegelijkertijd hebben.
  • De speler mag van caddie wisselen tijdens een ronde, maar mag niet tijdelijk van caddie wisselen met als enig doel advies te krijgen van de nieuwe caddie.
Of de speler een caddie heeft of niet, elke andere persoon die met de speler meeloopt of meerijdt of die andere dingen (zoals een regenpak, paraplu, eten of drinken) draagt voor de speler, is niet de caddie van de speler, tenzij hij als zodanig door de speler is aangewezen of ook de clubs van de speler draagt, vervoert of hanteert. (2) Twee of meer spelers mogen een caddie delen. Wanneer een Regelkwestie ontstaat als gevolg van een specifieke handeling van een gedeelde caddie en er moet worden vastgesteld voor welke speler de handeling werd verricht:
  • Als de caddie handelde op uitdrukkelijke instructie van een van de spelers die de caddie deelt, handelde hij namens die speler.
  • Als geen van die spelers de caddie uitdrukkelijk instructie heeft gegeven, wordt de handeling beschouwd als een handeling namens de speler wiens bal het betreft.
  • Als geen van de spelers de caddie uitdrukkelijk instructie heeft gegeven en geen van beide ballen is bij de handeling betrokken, krijgen alle spelers die de caddie delen de straf. 
Zie Commissie Procedures, Hoofdstuk 8; Model Plaatselijke Regel H-1 (de Commissie kan een Plaatselijke Regel instellen die het gebruik van caddies verbiedt of vereist, of beperkingen oplegt in de keuze van een caddie). Zie Regels 25.2, 25.4 en 25.5 (spelers met bepaalde beperkingen mogen ook hulp ontvangen van een begeleider). Straf voor overtreding van Regel 10.3a:
  • De speler krijgt de algemene straf op iedere hole waarop hij op enig moment tegelijkertijd hulp krijgt van meer dan een caddie.
  • Als de Regelovertreding tussen twee holes plaatsvindt of wordt voortgezet, krijgt de speler de algemene straf op de volgende hole.
10.3b

Wat een caddie mag doen

Dit zijn voorbeelden van wat een caddie wel en niet mag doen: (1) Handelingen die altijd zijn toegestaan. Een caddie mag altijd de volgende handelingen verrichten wanneer de Regels dit toestaan:
  • Dragen, vervoeren en hanteren van clubs en andere uitrusting van de speler (dit omvat ook het besturen van een buggy of het voortbewegen van een golftrolley).
  • Zoeken naar de bal van de speler (Regel 7.1).
  • Informatie en advies geven en op een andere manier hulp geven voordat een slag wordt gedaan (Regels 10.2a en 10.2b).
  • Bunkers aanharken of andere handelingen verrichten uit zorg voor de baan (Regel 8.2, Uitzondering, Regel 8.3, Uitzondering en Regels 12.2b(2) en (3)).
  • Op de green zand en losse aarde verwijderen en schade herstellen (Regel 13.1c).
  • De vlaggenstok wegnemen of bewaken (Regel 13.2b).
  • De bal van de speler opnemen wanneer het aannemelijk is (door een mededeling of een handeling) dat de speler een belemmering wil ontwijken volgens een Regel (Regel 14.1b). 
  • Op de green de plek van de bal markeren en de bal opnemen en terugplaatsen (Regel 14.1b, Uitzondering en Regel 14.2b).
  • De bal van de speler schoonmaken (Regel 14.1c).
  • Losse natuurlijke voorwerpen en losse obstakels verwijderen (Regels 15.1 en 15.2).
(2) Handelingen die alleen zijn toegestaan met toestemming van de speler. Een caddie mag de volgende handelingen alleen verrichten wanneer de Regels deze handelingen toestaan voor de speler en alleen met toestemming van de speler (deze toestemming moet steeds voor iedere handeling specifiek worden gegeven, in plaats van in het algemeen voor de gehele ronde):
  • Omstandigheden herstellen die zijn verslechterd nadat de bal van de speler tot stilstand is gekomen (Regel 8.1d).
  • De bal opnemen volgens een Regel die vereist dat hij wordt teruggeplaatst, wanneer de bal van de speler ergens op de baan ligt maar niet op de green (Regel 14.1b).
(3) Handelingen die niet zijn toegestaan. Een caddie mag de volgende handelingen niet voor de speler verrichten:
  • De volgende slag, hole of match aan de tegenstander geven of de stand van de match overeenkomen met de tegenstander (Regel 3.2).
  • Een bal terugplaatsen, tenzij de caddie de bal had opgenomen of bewogen (Regel 14.2b).
  • Een bal droppen of plaatsen bij het ontwijken van een belemmering (Regel 14.3).
  • Besluiten om een belemmering te ontwijken volgens een Regel (bijvoorbeeld een bal als onspeelbaar behandelen volgens Regel 19 of een abnormale baanomstandigheid of hindernis ontwijken volgens Regels 16.1 of 17); de caddie mag de speler adviseren dit te doen maar de speler moet het besluit nemen.
10.3c

Een speler is verantwoordelijk voor de handelingen en regelovertredingen van zijn caddie.

Een speler is verantwoordelijk voor de handelingen van zijn caddie tijdens de ronde en wanneer het spel is gestaakt volgens Regel 5.7a, maar niet voor of na een ronde. Als een handeling van de caddie in strijd is met een Regel of als de speler met die handeling een Regel zou hebben overtreden, krijgt de speler de straf volgens die Regel. Wanneer toepassing van een Regel ervan afhankelijk is of de speler op de hoogte is van bepaalde feiten, omvat de kennis van de speler ook alles wat bekend is bij zijn caddie.
MEER
Regel 1Het spel, gedragsnormen en de Regels
Doel van de Regel: Regel 1 introduceert de volgende grondbeginselen van het spel: Speel de baan zoals je hem aantreft en speel de bal zoals hij lig...
Lees meer